maandag 30 december 2024

Met de Soldaat op Campagne 1

 

Meer dan 10.000 uitvoeringen van de musical, een succesvolle film en  een bestseller: ‘Soldaat van Oranje’ Erik Hazelhoff  Roelfzema (1917-2007) had niet te klagen over gebrek aan succes met zijn wederwaardigheden in de oorlog.
Geen wonder dat de producent een vervolgfilm wilde maken over zijn verdere avonturen na de oorlog, zoals hij die in verschillende werken boekstaafde.
Maar na het lezen van het script verzette Hazelhoff zich heftig tegen de productie die volgens hem  niets met de werkelijkheid te maken had.
Gelukkig voor hem had hij wel het geld opgestreken, maar ging de productie niet door wegens financieel gekrakeel, want anders had wellicht iemand gemerkt dat zijn boeken ook niets met de werkelijkheid te maken hadden. Dit is inmiddels enigszins bijgesteld door veranderingen in de tekst van de musical en een nieuwe musical waarin zijn rol aan de orde komt bij de mislukte poging tot een  staatsgreep in 1947.

Wat wel doorging was een documentaire, over zijn meest opzienbarende na-oorlogse avontuur, het te hulp snellen van de op 25 april 1950 op Ambon uitgeroepen Republiek der Zuid Molukken (Republik Maluku Selatan, RMS), waartoe hij een schip kocht om, met wapens volgeladen, van Amerika naar Ambon te varen en hij in zijn eentje met een eenmotorig watervliegtuigje vanuit Manilla de Indonesische blokkade doorbrak,  om bij het ruige Molukse eiland Ceram te landen om informatie te verzamelen voor de Verenigde Naties.
Over deze documentaire, ‘Soldaat voor Ambon’, schreef de maker, Carel Erasmus,  in 2010 een boek over de totstandkoming: De Soldaat
achterna.


De schrijver was een bewonderaar van Hazelhoff, wat wel blijkt uit de naam van zijn advocatenkantoor: ‘Advocaten van Oranje’, wat zijn kritische blik niet ten goede kwam.
 In het boek deed hij ‘onthullingen’ die de zelfgesponnen mythe van Hazelhoff nog meer vergrootten: in archieven en gesprekken met ooggetuigen wereldwijd bleek dat diens inspanningen nog uitgebreider waren dan hij  beschreven had: hij had contact gelegd met een wapensmokkelaar en een route opgezet via Nederlands Nieuw Guinea, om die wapens te leveren en te betalen met Molukse producten en ingezameld geld van de Molukse gemeenschap daar.
Individuele leden van de Militaire Inlichtingendienst op Nieuw Guinea werkten hier, tegen het regeringsbeleid, in het geheim  aan mee.

 Interessant aan het boek zijn niet alleen de archiefstukken die hij opduikt en de (hoogbejaarde) getuigen die elkaar na al die jaren nogal tegenspreken, maar vooral de archiefstukken die hij weglaat en tot een heel andere conclusie leiden dan die hij trekt. En al langer bekend waren.
Hij brengt verslag uit van zijn bezoeken aan het Nationaal Archief en citeert uit meerdere daar gevonden en tot dan geheime documenten en drukt een aantal van die documenten af.
Maar zichtbaar is dat die allemaal afkomstig zijn van de toenmalige website www.inghist.nl  waar hij aan het eind van zijn boek in de literatuurlijst wel naar verwijst “voor wie zelf onderzoek wil doen”.
Uit de daar destijds te vinden archiefstukken die hij weglaat blijkt dat de  veiligheidsdiensten al  vroeg op de hoogte waren dat Hazelhoff nooit in de Molukken was geland en rechtstreeks naar Nederlands Nieuw Guinea was gevlogen en daar, via de MID-medewerkers,  foto’s en documenten ontving van de RMS-voorman Lebelauw, die de blokkade doorbroken had. Lebelauw schreef zelf in 1951 een brochure hierover waarin hij een sneer plaatste over mensen die hierover lezingen hielden (wat Hazelhoff toen deed in Nederland) terwijl ze er niet bij geweest waren. 



De wapensmokkelaar in kwestie, Meijer F. Schwartz ( met wie hij in Manilla in contact was gekomen via de CIA-agent Allan Charak),  wiens watervliegtuigje hij had geleend voor zijn actie, had hij wijsgemaakt dat de Nederlandse overheid achter hem stond en die kwam dan ook naar Nieuw Guinea om zijn vliegtuig terug te halen en trapte een rel toen het gezonken bleek en het gouvernement weigerde het te vergoeden en te betalen voor  de wapens die hij zou leveren. 
Zijn chantagepoging  met het dreigement alles aan de Indonesiërs over te brieven  mislukte, daar die al door de Nederlanders  op de hoogte waren gebracht.
Ook de documenten hierover waren op die  archiefsite te vinden, evenals de marechaussee-verhoren van de inlichtingendienstmedewerkers die hand-en spandiensten hadden geleverd aan de RMS. Te vinden als het Rapport Miedema-Van Hulst in het Nationaal Archief.




Weekblad De Spiegel 23 juni 1951

Het gouvernement kwam er pas eind 1951 achter dat onder leiding van kapitein J.E. Harders, hoofd van de MID van Biak, tijdens de RMS een radioverbinding met Ambon bestond (codenaam ‘Kakatoea’).
En een radioverbinding met de PTT-zender op Ambon en Nederland via hun zender: de secretaris van de Stichting Door De Eeuwen Trouw (een groep Nederlanders die de RMS steunden), Philipsmedewerker De Vries, had in zijn achtertuin een reusachtige antenne staan.
Ook voorzagen ze  het RMS-leger van inlichtingen over de positie van Indonesische troepen en van strategisch advies.
Mede hierdoor wist de RMS de strijd om Ambon maanden vol te houden.
Daarnaast hadden  ze zelf munitie  ingezameld uit Nederlandse voorraden om met het RMS- schip Hoa Moa naar Ambon te vervoeren.
Dit alles was overigens al in 1985 gepubliceerd door Richard Chauvel in Nationalists, soldiers and seperatists. Evenals de activiteiten van de Molukse gemeenschap in Nieuw Guinea die hiervoor geld en juwelen inzamelde, in De onmisbare schakel van P. de Cock, ook in 1985.
Nederlandse kranten als Het Parool hadden  al in 1951 bericht dat hij nooit naar de Molukken was gevlogen, citerend uit zijn eigen geheime rapport dat hij voor de CIA had geschreven.
Hazelhoff en zij hadden verkeerd gekozen: er was verdeeldheid ontstaan binnen de Molukse gemeenschap en de (volgens de latere RMS-president in ballingschap ir. J. A. Manusama corrupte)  RMS-officier Nanlohy, leider van een afvallige factie, beweerde met het RMS-schip de Hoa Moa, niet door de blokkade te komen met de wapens en  was een lucratiever handel met zijn lading copra begonnen binnen de eilanden noordelijk van Nieuw Guinea. 

 De munitie werd in zee gedumpt  na de verovering van Ambon eind november door het Indonesische leger  (nog voor Hazelhoff zijn vliegtocht begon) waarmee ook de radioverbinding was verbroken met de  RMS-regering,  die zich had teruggetrokken op het grote hoofdeiland Ceram en daar een guerilla begon.
Hazelhoff (die in zijn boeken over die gebeurtenissen op Ambon zwijgt) had zonder zenderverbinding nooit een afspraak kunnen maken op Ambon, of, zoals hij daarna aangepast beweerde, de Noord-Westpunt van  Ceram. De  enige kampong in het gebied waar hij beweerde geland te zijn was  Kawal, NW van Piru (dat in Indonesische handen was) verschanst achter een rivier: er was geen sprake van dat in één nacht koeriers van daaruit in nabij gelegen kampongs foto’s en documenten ophaalden in dat  gebied, zoals hij beweerde: er waren geen andere kampongs.
En hoe zouden die aan die documenten gekomen moeten zijn in dat afgelegen gebied?





Hazelhoff bleef in al zijn boeken vasthouden aan die versie, al was die al in 1951 weerlegd.



Foto van de kampong waar hij geland zou zijn. Maar één keer gepubliceerd: in De Spiegel van 21 juni 1951. 
Volgens zijn werken naderde hij laag over zee scherend bij het vallen van de nacht. De discrepantie van de foto met het verhaal zal hem weerhouden hebben van het verder publiceren van deze prent, die overal genomen kan zijn.

De opzienbarende vliegtocht in een klein vliegtuigje van de Filippijnen naar Ambon was de hoofdmoot van de documentaire en het bijbehorende boek,  de gebeurtenissen rond het schip met wapens uit Amerika werd kort aangestipt, terwijl de documentairemaker toch verschillende bemanningsleden of kinderen van bemanningsleden had opgespoord en gesproken. En dus moest weten dat hier wel wat meer aan de hand was dan wat Hazelhoff vertelde in zijn boeken.
Het ging om een groot opgezette zwendel die een kapitaal opleverde.
(Wordt vervolgd)