zaterdag 4 januari 2025

 

Met de Soldaat op campagne 5 Het raadsel van het geld en de geschiedenis herhaalt zich.




 De grote vraag is wat er met het geld gebeurd is.
Er is sprake van minstens twee bemanningen ( mogelijk drie of vier), waarvan (februari en mei) de namen achterhaald konden worden, totaal twintig man.
Daarnaast wist Orsborne, volgens Dave Gale, nog grote bedragen van sponsors los te krijgen.
Het geld werd niet besteed aan het schip, er was constant geldgebrek, materiaal werd van de werf gestolen of gekregen van sponsors.
Wat het betaalde inschrijfbedrag brengt op minstens 40.000 dollar, (wat nu  rond 530.000 dollar waard zou zijn volgens dollartimes.com) en mogelijk het dubbele. Plus de 5000 van het tijdschrift en wat Orsborne nog los kreeg.
Uit Adventurer in chains blijkt dat inderdaad beschuldigingen geuit zijn dat Orsborne het geld in zijn zak gestoken had ( “boze tongen beweren dat”) wat hij ontkende met verwijzing naar de constructie dat het in een fonds zat waar hij geen toegang toe had.
Het is gissen, maar dit zou kunnen kloppen gezien die Orsborne Argosy Expedition Inc. die eigenaar van het schip was.
Het is ook mogelijk dat ze inderdaad een overeenkomst hadden, waarbij Orsborne het schip kreeg, dat nutteloos was geworden: Hazelhoff was in het geheel buiten schot gebleven, behalve zijn naam onder het artikel in Argosy, wat de Indonesische geheime dienst niet ontgaan zal zijn. En het schip daardoor geen schijn van kans had binnen Indonesische territoriale wateren. Zijn argument dat het nutteloos was geworden als blokkadebreker omdat het te traag was voor de Indonesische korvetten is onzin: die waren al aanwezig toen hij begon.

Het lijkt er meer op dat het aanvankelijk de bedoeling was om wapens te smokkelen met de Argosy (hoe onzinnig ook met dit wrak), maar het na de val van Ambon als melkkoe gebruikt werd voor verdere acties. Orsborne kreeg dan het schip en Hazelhoff zou dan het geld geïnd hebben dat verdwenen was, wat blijkt uit het feit dat Davies niets betaald had gekregen.
Het zou ook kunnen verklaren waarom hij het hele verhaal naar 1950 verplaatste.
Daar wijzen ook een paar andere zaken op, zoals zijn zwijgen over een spectaculairder gebeurtenis na het vertrek en zijn nadrukkelijke opmerking dat DDET hun laatste geld aan het schip en zijn reis naar Ambon verbruikt had, wat zeker niet waar was. Zijn terugschuiven naar 1950 van het vertrek kan goed bedoeld zijn de aandacht af te leiden van het vervolg.
Documentairemaker Erasmus denkt dat Hazelhoff, omdat kapiteinWesterling daarbij betrokken was, er wel niets mee te maken wilde hebben wegens diens omstreden optreden in Indonesië, maar dat is kolder.
Hazelhoff werkte bij Radio Free Europe later zonder bezwaar innig samen met de SS-er Schreieder, hoofdrolspeler bij het England Spiel, dat veel van zijn verzetskameraden het leven kostte, met de laconieke opmerking dat het nu eenmaal zo gaat in het leven. Dit is wat volgde:


Nog geen twee weken na het vertrek van de Argosy barstte in Nederland de bom: het dagblad Trouw bracht 9 juni groot de onthulling dat de Stichting Door de Eeuwen Trouw betrokken was bij een complot (het’Plan Fort’) om met een vliegtuig met zendapparatuur en wapens naar Ceram te vliegen om het contact te herstellen met de RMS-guerillas. Het dagelijks bestuur van DDET had dit op eigen houtje opgezet.
Met hulp van de ex-SS’er en dubbelspion Sweers was hiertoe een Lockheed gekocht in België en de voormalig RAF-piloot Nienhuis zou het erheen vliegen. De ex-kapitein Westerling, voormalig commandant van het Korps Speciale Troepen, zou meegaan om de RMS-strijdkrachten te leiden. Door de publicatie viel het plan in duigen en Westerling week uit naar Tanger.
In de archiefstukken van ing.hist (nu te vinden op www.stichtingargus.nl)  bevond zich ook het BVD-dossier ‘Sweerts/Westerling’ over deze affaire.
Hazelhoff zegt in zijn boeken dat de stichting $ 17.460, hun laatste geld, had gespendeerd aan zijn schip en Aziatische avonturen, inclusief de aanbetaling voor een krachtige gemotoriseerde smokkelboot in Manilla, waarschijnlijk van Meijer Schwartz. Die overigens kort na het Nieuw Guinea-debacle failliet werd verklaard.
Maar volgens het BVD-dossier was voor het ‘Plan Fort’  250.000 gulden bijeengezameld, door acht á tien personen, meest onbekend, maar waaronder de eigenaar van de Nieuwe Haagsche Courant, B. Bol, die fl. 87.000 schonk ‘niet bestemd voor medicijnen’.


Trouw 9 juni 1951



Het inzamelen van dit geld gebeurde in de periode dat het artikel in Argosy verscheen en de daaropvolgende inning van de inschrijfgelden en toeloop van sponsors. Het geld van de Argosy –zwendel, zou hieraan gespendeerd kunnen zijn.
Maar dat blijft speculatie.
Mogelijk was het toch door Orsborne ingepikt, de oude rot die zich wel aan zijn woord zou houden.
Het zal wel altijd een mysterie blijven.
Dat Hazelhoff in het verhaal zo’n loopje met de waarheid neemt kan ook zijn geweest om zijn prestige te redden en te verhullen dat hij Orsborne inschakelde omdat hij blind in zijn praatjes geloofde en domweg belazerd was.
Hij lijkt zijn boek niet gelezen te hebben en op zijn beroemde naam afgegaan te zijn. Wel blijkt dat Hazelhoff  bij zijn activiteiten blijk gegeven had van een totaal gebrek aan mensenkennis en zelf ook niet vies was van snoeverij. Nog afgezien van het feit dat hij zich blijkbaar weinig gelegen liet liggen aan het risico waaraan hij zijn betalende bemanning blootstelde. 

Van zijn aanbod aan DDET om op Ceram gedropt te worden en een jaar verslag van de strijd te doen werd kwam niets. Ook alle latere pogingen wapens naar Ceram te smokkelen, zonder Hazelhoff, faalden.

 Sindsdien zijn meer soortgelijke expedities uitgevoerd in het spoor van Darwin; de VPRO bracht nog in 2009 de documentaire In het kielzog van Charles Darwin.
De laatste expeditie vertrok op 15 augustus 2023 uit Plymouth voor twee jaar, onder de naam DARWIN200, met de Nederlandse driemaster Oosterschelde.
Die toont opvallende trekjes van het Argosy-concept: met betalende bemanningsleden en zwaar gesponsord (“Why not sponsor a DARWIN200 Sailor, or pay to be one yourself?”). Ook al onder het mom van een wetenschappelijke expeditie die als doel heeft een jonge elite toekomstige klimaatwetenschappers te trainen, die zich op kunnen geven voor een korte cursus onderweg (vereisten: geen) door klimaatwetenschappers die zich hiervoor gratis beschikbaar kunnen stellen.
Je kunt ook als passagier een fraaie hut huren, maar dat staat weer op een andere webpagina.
En ook met bekende namen (Jane Goodall) in het comité van aanbeveling.
De tocht kan op internet gevolgd worden: https://darwin200.com/



De Oosterschelde













vrijdag 3 januari 2025

 Met de Soldaat op campagne 4  Het zeegat uit, joho, joho



'Captain' Dod Orsborne 



 Inderdaad meldden kranten half januari  dat de Argosy vertrokken was voor de reis rond de wereld, maar daar was geen sprake van. Het wisselde tijdelijk van werf.
Het bleef daarna weer op de werf in New York liggen en sponsors bleven doneren.
Business week publiceerde een ironisch artikel hierover: ‘Zeereis rond de wereld voor nop ’(“Round-World cruise on the cuff”). Maar dit was een uitzondering op de vele juichende persberichten.





Documentairemaker Erasmus weet de foute datum van  november van Hazelhoff aan zijn geheugen en noemde als ware datum april 1951.
Hij zou de New York Times met die datum gevonden hebben en een ingelijst exemplaar aan Hazelhoff geschonken hebben, met de kop
9 men set sail in 86-foot ketch to retrace world trip of Darwin” boven een artikel met twee foto’s: een van het schip en een van Orsborne in gesprek met Ted Davies.
 
In werkelijkheid heeft de Sunday News van de Daily News from New York van 29 april 1951 die foto’s met Ted Davies en het schip, maar met een andere kop.
En  heeft de New York Times van 30 mei 1951 die kop en zonder foto’s.
Hij kende dus beide kranten en moet geweten hebben dat meerdere data genoemd worden (ook eind februari werd het vertrek vermeld) waaronder de juiste: 29 mei 1951.









Volgens Orsborne werd de bemanning voor vertrek alweer gewisseld.
Enkelen stapten nog de laatste dag aan boord en Richard Louguee van de Clark University zou namens The American Geographical Society in Chili aan boord gaan.
Overigens komt Hazelhoff in zijn boeken helemaal niet voor: Orsborne beweert de hele expeditie alleen  georganiseerd en het schip zelf betaald te hebben.

Maar eindelijk vertrok de Argosy dus 29 mei 1951, volgens Hazelhoff al reisvaardig in september het jaar daarvoor, maar alles ging meteen al mis.
De dieselmotor (gejat op de werf van een ander wrakkig schip) begaf het, het schip maakte water, de zeilen waren versleten en de nieuwe gesponsorde zeilen pasten niet.
Een lading wapens was niet aan boord: het ruim, gevuld met gesponsord bier en sterke drank,  stond onder water, de pompen werkten niet en hozend wist de bemanning net de Maagdeneilanden te bereiken.
Daar droste de hele bemanning: volgens Orsborne omdat het verwende rijkeluiszoontjes waren, te lui om te werken.
 Volgens het opgelichte blad Argosy, dat februari 1952 een artikel aan het bedrog wijdde,  stelde hij zich zo ruziezoekend op dat ze genoeg van hem kregen en het vertrouwen in de expeditie verloren.



Ze vertelden over Orsborne’s bluf en snoeverijen.
Zo toonde hij een commandomes dat hij van zijn dankbare ondergeschikten in de oorlog gekregen zou hebben, terwijl de bon van de legerdump waar hij het had gekocht, zichtbaar op tafel in zijn kajuit lag.
Ook zou de hele tuigage door zijn klunzige installatie in de war zijn geraakt en onhandelbaar.
De schrijver van het stuk had alleen de laatste bemanning opgespoord en ondervraagd.
 Hazelhoff zou in februari na onenigheid met Orsborne afgehaakt zijn.
Maar dat hij nog betrokken was lijkt wel te blijken uit het feit dat Dave Gale hem noemt in zijn memoires, hoewel  hij begin 1951 ook in Nederland verbleef voor een lezingentoer om geld in te zamelen voor de RMS en voor het christelijk weekblad De Spiegel een reeks artikelen schreef over zijn avontuurlijke tocht naar Ambon.
Half april, vlak voor weer een aangekondigd vertrek van de Argosy  in meerdere kranten, werd die reeks onderbroken: de redactie verklaarde dat ze een telegram hadden ontvangen dat de auteur onverwacht terug moest, maar volgende week zijn verslag zou hervatten per luchtpost.
Ook rond de tijd van het echte vertrek was hij in New York.

 Ted Davies, die als enige wél salaris kreeg, ging op de Maagdeneilanden ook van boord toen hij ontdekte dat geen cent overgemaakt was naar zijn gezin.
Ondanks Hazelhoffs beweringen was hij en niet Orsborne als kapitein aangesteld: Orsborne bleek alleen een schipperscertificaat voor kleine vissersschepen te bezitten en was in Amerika helemaal niet bevoegd.




Hij was enkel leider van de wetenschappelijke expeditie, maar kon niet laten zich met Davies’ beslissingen te bemoeien.
Die noemde Orsborne nog steeds zijn vriend en had naar zijn zeggen een manier gevonden met hem om te gaan: ‘Als het waar klinkt wat hij zegt is het gelogen en als het te fantastisch klinkt waar te zijn is het de waarheid’.
Uit zijn boeken blijkt dat hij altijd loog, over elk onderwerp, tot in het kleinste detail.
George Campbell, een botanist van de Columbia University, kwam nog aan boord, maar verdween ook na een week.

Orsborne nam een nieuwe plaatselijke bemanning van vier man aan, wist de Argosy op een of andere manier toch op te lappen en verdween in de tegenovergestelde richting van de expeditieroute naar het oosten, richting Zuid Amerika.
Dat hij er met het schip vandoor ging zou, gezien zijn voorgeschiedenis, niet moeten verbazen.
Maanden bleef het stil, tot hij eind november 1951 (dus niet in de lente zoals Hazelhoff beweerde) in Port of Prince op Trinidad, waar hij  binnenvoer onder de vlag van het Cincinatti Museum of National History gearresteerd werd wegens wapensmokkel (er waren zes geweren en munitie aan boord) en de Argosy in beslag werd genomen.
Ook dit was wereldnieuws en kan Hazelhoff niet ontgaan zijn.
Volgens Orsborne in zijn boeken had hij onderweg weer talrijke avonturen beleefd in die tijd met Colombiaanse rebellen, oerwoudtochten en dierlijk gespuis als behaarde reuzenslangen. 
Na zijn vrijlating  op Trinidad zou hij ter plekke een nieuw zeilschip gekocht hebben, de Mirage en daarna bij Venezuela aangehouden en in een cel gegooid zijn door de Venezolanen, die ook zijn nieuwe schip lieten zinken.
Maar volgens de lokale Straits Times  van Trinidad monsterde hij met zijn stuurman Irving John (of Edwin)  Hoskins  als matroos aan op de zeilsloep van Geoff Partington uit Vancouver, terug naar Amerika. Volgens Dave Gale een zes meter lange sloep, genaamd de Cockleshell met een bemanning van vier.
 In Adventurer in chains plaatste hij een foto van zichzelf, sterk vermagerd in een duidelijk te wijde broek,  als bewijs van de slechte behandeling in het Venezolaanse cachot.
Eenzelfde foto op dezelfde lokatie stond  al  in 1948 in Life als bewijs van zijn vermagering na drie weken zonder voedsel in de Sargassozee.

Life 1948, Dec. 6 


Adventurer in chains, Dod Orsborne, p. 129 

Orsborne verdween hierna in de geschiedenis en haalde nog één keer de wereldpers door eind 1957 in een hotelkamer in Frankrijk te overlijden na een vechtpartij in de haven.
Ook Nederlandse kranten meldden het ruimschoots. Maar geen woord over Hazelhoff. En die las blijkbaar geen kranten want was alles rond het schip vergeten.





(wordt vervolgd)




donderdag 2 januari 2025

 Met de soldaat op Campagne 3  De Soldaat van Brittanje


In werkelijkheid was Orsborne in het begin van de oorlog motorordonnans in Londen en pas vanaf 1942 op het eiland Wight  actief als instructeur bij HMS Manatee, een landingsvaartuigbasis waar hij, als lieutenant skipper van de National Reserve Navy,  marinepersoneel  de basisvaardigheden aanleerde van het omgaan met kleine landingsboten. Een functie, meest bekleed door gepensioneerde vissers.


Zaken als touwknopen (hij schreef er zelfs een instructieboekje over),  sturen en heen en weer varen.
Een volledige commando-opleiding werd op Wight niet gegeven en daar dus niet door hem gevolgd, zoals hij beweerde.

Volgens zijn boek was hij tijdens D-Day  beachmaster geweest en met de  37th Marine Commando Group  bij Arromanches geland met veel heldendaden als gevolg.
Een eenheid die later onder zijn bevel  in Birma vocht. Hij wel.
In werkelijkheid landde het 47th Royal Marine Commando bij Arromanches en trok van daaruit op naar Duitsland, waar het in 1946 ontbonden werd.

https://www.dday-overlord.com/en/d-day/beaches/gold-beach

The members of commando number 47 land under heavy fire to the east of the locality of Arromanches.

Orsborne werd in januari 1945 overgeplaatst naar  de Royal Navy Landing Craft Signals and Navigation Training Establishment HMS BRAGANZA III in Bombay, India, waar hij, gezien de naam,  hoogstwaarschijnlijk eenzelfde functie vervulde als instructeur landingsvaartuigen.        
Volgens zijn boek bestreed  hij als commando de Japanners een heel eind verderop in Birma, waarbij hij gevangen werd en daarna uiteraard ontsnapte uit het kamp via het riool, waarbij hij gewond raakte aan beide armen door mitrailleurvuur.
Hij beweerde tijdens zijn jarenlange avonturen sowieso wereldwijd in smerige cachots opgesloten te hebben gezeten, waaruit hij steeds wist te ontsnappen met bruut geweld, of zoals dat hoort, met hulp van plaatselijke schonen.
Volgens de Finse journalist Risto Rasilainen, die ook onderzoek naar hem deed, wees zijn medisch rapport uit dat hij inderdaad gewond was geraakt in India (dat was ook alles wat hij over hem vond).
Maar van acties in Birma als commando is niets te vinden.
Op een foto in Life uit 1948 zou hij te zien zijn als commando, tijdens de ondervraging van een Japanse krijgsgevangene. Maar hij draagt daar een marinepet en de ‘gevangene’ een Britse commandobaret.
Beiden tot de enkels in het water naast een schip, omringd door spelende kinderen: een merkwaardige setting bij een ondervraging. Overigens zou hij bij het vergaan van de Lucky Lady
al zijn foto’s zijn verloren.


Na zijn redding in 1947 en aankomst in New York  trok hij met een succesvolle lezingentoer door Amerika, gekleed in een marine-officiersuniform (handgemaakt, met klokpijpen) en diste daar zijn heldenverhalen op, terwijl in de Britse  pers artikelen verschenen onder koppen als ‘De man die Amerika voor de gek houdt’.
Ondanks zijn bewering dat hij na zijn huwelijk zijn vrouw jaren niet gezien had door zijn wereldwijde avonturen, trof een journalist haar aan in Grimsby, omringd door acht kinderen, die toch in die periode verwekt moesten zijn.

Sunday Pictorial February 13, 1949


The skipper who stole Grimsby boat Girl Pat and took it on an adventure - Grimsby Live (grimsbytelegraph.co.uk)

Het was met deze fantast dat Hazelhoff zijn zwendel opzette.
Zijn artikel verscheen niet ‘de volgende maand’, dus september,  in Argosy, maar pas in februari 1951.
Hierin stond voor het eerst zijn verhaal hoe hij Orsborne in de oorlog had leren kennen na hun  raids in
vijandelijk gebied. Beiden wisten dus dat dit gelogen was. 
Ook stond er een afbeelding in van de route via het Panama-kanaal van de ‘wetenschappelijke expeditie’, die ook langs de Molukken voerde. Het was dit omslag met 'February'  dat me aan het denken zette, omdat het niet kon passen in Hazelhoffs verhaal.






In zijn uiteindelijke autobiografie Het leven van de soldaat van Oranje zegt hij trouwens Orsborne voor het eerst tijdens een diner bij een vrouwelijke kennis, die vond dat ze moesten kennismaken,  te hebben ontmoet in Amerika in 1950.
Ook noemt hij daarin hun methodes van fondswerving rond de Argosy ‘twijfelachtig’, wat zwak uitgedrukt is.
 En schuift dit in de schoenen van Orsborne.

Het schip was in geen geval reisvaardig in september 1950 zoals hij beweerde: na het artikel in februari 1951 stroomden inderdaad nog meer vrijwilligers toe en was er nog werk genoeg.
De Amerikaanse countryzanger Ramblin' Jack Elliott herkende op een foto zijn medemuzikant, het bemanningslid Eric von Schmidt, bracht hem een bezoek en bleef de hele maand als vrijwilliger.
Hij omschreef de sfeer als gezellig, met avonden vol gesponsorde whisky en zang.
En met Dod Orsborne als kleurrijke verhalenverteller.


Die nodigde hem uit bemanningslid te worden, maar hij kon de verplichte 2000 dollar niet opbrengen.
Rond die tijd vond de eerste (of mogelijk tweede, als in september inderdaad een bemanning klaarstond) bemanningswissel  plaats.
Eric von Schmidt (die Bob Dylan nog beïnvloedde) stond niet op de lijst van de uiteindelijke bemanning en verviel in een interview in 1996 met Elijah Wald in een wrange tirade tegen Orsborne toen hij aan de episode herinnerd werd.
Een ander bemanningslid, Dave Gale, beschreef in zijn memoires Below another sky: a Bahama memoir(2011) 
zijn ervaringen.
Hij was na kerst 1950 aangeworven (dus nadat het schip volgens Hazelhoff vertrokken was) bij de eerste of tweede bemanningswissel en betaalde 2500  dollar voor "de duurste trip rond New York uit mijn leven".
Hij omschreef Hazelhoff als de voormalige eerste stuurman, maar nog steeds actief aan boord. Orsborne was volgens hem een oplichter die met zijn charme en praatjes iedereen geld uit de zak klopte en meestal bezig was de pers te woord te staan, of dagen in zijn hut doorbracht met gesponsorde whisky en een van de vrouwen die - volgens hem letterlijk - in de rij stonden.
Hij was zelf kabelsplitter en bezag met afschuw Dods bezigheden op nautisch gebied. Het schip was volgens hem absoluut niet zeewaardig en onnavigeerbaar: er was een kompas en dat was alles. Hij verloor het vertrouwen in de reis en Dod en bij het echte vertrek ging hij bij de laatste wissel dan ook van boord, zijn inleg verspelend. 
         Hazelhoff was dus nog steeds betrokken bij het project, ondanks zijn bewering in Het leven van de soldaat van Oranje dat de Argosy  november 1950 was uitgevaren (“dat weet ik zeker, want het stond in de New York Times”).
Documentairemaker Erasmus vond een brief van Hazelhoff aan zijn opdrachtgever Door de Eeuwen Trouw, gedateerd 9 januari 1951, waarin hij zei een ruzie tussen de bemanning en Orsborne gesust te hebben en te verwachten dat de Argosy voor eind januari zou uitvaren.

Orsborne gaf zijn lezing van de gebeurtenissen in een paar latere boeken (Danger is my destiny, 1955  en Adventurer in chains, 1957 ) en beweerde dat de bemanning in zijn geheel onverwacht opgeroepen werd voor militaire dienst. Dat zou dan ook gelden voor het enig vrouwelijk bemanningslid dat toen op de lijst voorkwam, Phoebe Grant, volgens Hazelhoff door Dod ontslagen omdat ze de giek beige had geverfd.
En, volgens hem in het Argosy-artikel, het enige betalende lid. Vier bemanningsleden werden inderdaad opgeroepen voor Korea en daarom vervangen.

Argosy February 1951
(wordt vervolgd)




woensdag 1 januari 2025

 

Met de Soldaat op campagne 2 De Argosyzwendel.

Hazelhoff bracht de tijdlijn van de gebeurtenissen in 1951 rond het schip een jaar terug, zodat naspeuringen in het pre-internettijdperk niets op zouden leveren.
Hij woonde met zijn vrouw in 1950 in New York en probeerde een leven op te bouwen als schrijver en filmster, toen hij door admiraal Helfrich namens DDET benaderd werd om zijn steun aan Ambon te geven.
Zo kwam hij in contact met de RMS-vertegenwoordiger in Amerika, Karel Vigeleyn Nikijjuluw, een voormalige  marine-officier.
Volgens zijn boeken en tijdschriftartikelen deed hij vergeefse pogingen diplomatieke en politieke steun te krijgen tot hij op een party een oude kennis uit de oorlog ontmoette, ‘de befaamde blokkadebreker captain Dod Orsborne’ die hij voor zijn plannen inschakelde. 
Hij kocht  in augustus 1950 voor 10.000 dollar (van DDET, al noemt hij ook andere bronnen in zijn verschillende boeken, waaronder oud-premier Gerbrandy ) het wrakkige casco van de oude Belgische schoener ‘L ‘Insoumise’ en ze knapten dat op om daarmee een lading wapens naar de Molukken te varen met Orsborne als kapitein.
Als dekmantel werd gezegd dat het ging om een wetenschappelijke expeditie in de voetsporen van Vasco da Gama, later Charles Darwin.
Het mannenblad Argosy werd benaderd en dat betaalde 5000 dollar voor de restauratie in ruil voor het exclusieve reisverslag van Hazelhoff en de naamsverandering van het schip in ‘Argosy’.
Het blad publiceerde volgens Hazelhoff ‘de maand daarop’, dus september,  een artikel hierover van zijn hand, waarop de vrijwilligers toestroomden, die het schip eind september reisklaar hadden, met  bemanning .  
Toen Hazelhoff dit Nikijjuluw meldde bleek drie dagen daarvoor (28 september) het Indonesische leger op Ambon te zijn geland en vertrok Hazelhoff spoorslags naar Oost-Azië voor zijn avonturen met het vliegtuigje.
Na Orsborne opdracht te hebben gegeven onmiddellijk uit te varen.
Hij benoemde hem tot kapitein en droeg het schip ‘en de lading’ vol vertrouwen aan hem over (contractueel volgens zijn Nederlandse vertaling, mondeling volgens zijn Engelse versie), immers hielden vrijbuiters zich altijd aan hun woord, daar dat in illegale kringen heilig was en verbreking bruut gestraft werd, zelfs met de dood en Dod zich als oude rot in die kringen zeker aan zijn woord zou houden.
Toen hij eind december in New York terugkeerde van zijn Aziatische avontuur was hij alles rond het schip vergeten volgens zijn boeken: het laatste was dat hij in de krant las dat het, na meerdere vertragingen, in de winter uitgevaren was.
Hij hoorde er daarna niets meer van, dacht  er jaren niet meer aan, tot hij achttien jaar later,in 1968, naspeuringen deed en ontdekte dat het in de lente van 1951 in Trinidad in beslag genomen was wegens wapensmokkel en de kapitein overleden.‘Ouwe Dod moest wel genoeg wapens aan boord hebben gehad om heel Indonesië te veroveren”. 
De waarheid ligt wel iets anders.

De truc was  dat de bemanningsleden per persoon 2000 dollar moesten betalen om mee te mogen op deze ‘wetenschappelijke expeditie’ rond de wereld en meerdere malen van bemanning gewisseld werd, wat een aardig kapitaal opleverde.
Het opknappen van het schip (nieuwe hoofdmast, dieselmotor, tuigage,  kompas en voorraden) werd betaald door sponsors en niet Hazelhoff was eigenaar van het schip,  maar de ‘Orsborne Argosy Expedition Inc.’ met in het bestuur vooraanstaande figuren als K.S. Pitzer, director of the Research Atomic Energy Commission als executive secretary en Henry S. Evans, Museum of Comperative Zoology, Harvard als executive secretary. 
Als woordvoerder trad M.C. Nulty op. Wetenschappers zouden onderweg onderzoeken doen met medewerking van meerdere universiteiten.
Hazelhoff had de dekmantel degelijk opgezet.






Zijn kompaan ‘Dod’ Orsborne, de ‘befaamde blokkadebreker’ was in werkelijkheid de Schotse fantast en oplichter George Black Orsborne uit Grimsby (1903-1957).
Een wat men noemt kleurrijke figuur en destijds in Amerika net zo beroemd als de Soldaat van Oranje later hier.

Hazelhoff introduceert hem in zijn geschriften als de befaamde blokkadebreker Dod Orsborne, die tijdens de Spaanse burgeroorlog actief was met een aantal andere blokkadebrekers en met zijn schip de Girl Pat aardappelen en voedsel leverde aan de Spaanse bevolking.
De beroemdste twee waren volgens hem Dod Orsborne en een zekere Potato Pete, die dit met zijn leven moest bekopen.
Er waren dergelijke blokkadebrekers, uit Wales.
En een van hen, David Jones, had de bijnaam Potato Jones, maar die overleefde het en was degene die de laatste Spaanse Republikeinse vluchtelingen na de nederlaag naar St. Nazaire bracht.
Bij de evacuatie van geallieerde troepen bij Duinkerken was hij ook actief.
       David ‘Potato’ Jones, schipper van de Marie Llewynn.


Potato Pete was een  Britse propaganda-cartoonfiguur dat de bevolking tot  zuinig omgaan met het spaarzame voedsel aanspoorde
Orsborne zelf had zich in zijn fantasieverhalen ook nooit zo’n blokkadebreker genoemd.


In 1936 had deze ‘Dod’ Orsborne wereldfaam verworven door er als schipper van de Girl Pat, een klein vissersvaartuig, vanuit Grimsby op een routinevistocht  in de Noordzee, met het schip vandoor te gaan en een tijdje spoorloos te verdwijnen.
Waarschijnlijk met de bedoeling  de trawler in een ver land te verkopen.
De eigenaren dachten dat het vergaan was tot het in het Spaanse Corcubión opdook en voorraden insloeg op hun rekening.
Gealarmeerd ging de marine er achter aan en toen het opdook bij Dakar werd het gevolgd door zowel de marine als de internationale pers, tot de bemanning bij British Guyana opgepakt werd en als helden ontvangen door het publiek, dat smulde van dit avontuur.
           Dod probeerde zich eruit te praten met de bewering dat hij het schip in opdracht van de rederij voor het verzekeringsgeld moest laten zinken, maar dat werd snel ontkracht en hij werd veroordeeld tot 18 maanden dwangarbeid. Hij verkocht zijn verhaal voor £ 4000 aan een krant.
Later beweerde hij toen in opdracht van de Geheime Dienst sabotage-acties te hebben uitgevoerd tegen Franco in de Spaanse burgeroorlog benevens aanslagen op Italiaanse bases in de Middellandse zee.
 
In 1947 voer hij uit met de Lovely Lady, een piepklein zeiljacht, om een solo-reis te maken naar Amerika, bleef weken rondhangen in havenkroegen in Spanje en werd in het stormseizoen voor de kust van New Foundland uit zijn zinkend wrak gered door Ted Davies,  dekofficier van het Amerikaanse Libertyschip  Jose Bonifacio. Die bevriend met hem raakte en nog een rol zou spelen in het verhaal.

                                       The Cambridge Sentinel, 26 July  1947



Volgens Dod was hij bij de oversteek in drie orkanen  zijn masten kwijtgeraakt en had hij drie weken zonder voedsel, met een verstekeling (een Spaanse groenteboer, volgens hem een gezochte oorlogsmisdadiger) in de Sargassozee rondgedobberd, in metersdikke lagen zeewier en omringd door scheepswrakken die, volgens de toen gangbare legende, daar allemaal heen dreven en samenkwamen. Gigantische blauwzwarte zeeslangen met koppen als cobra’s, opgericht als zwanehalzen, zwommen er rond en ’s nachts klommen reusachtige luizen met duizenden aan boord die hem belaagden.
In Amerika aangekomen hield hij een lezingentoer over zijn avonturen en schreef hij met zijn vaste ghostwriter Joe Mccarthy een serie artikelen voor Life en een boek over zijn leven, Master of the  Girl Pat (1949).

Dit boek was  gevuld met jongensboekenverzinsels over wapen- en rumsmokkel, schat- en smaragdzoeken, oerwoudexpedities, jacht op groot wild en de meest fantastische onzin over zijn heldhaftige daden in de oorlog, waar hij bij elke bekende gebeurtenis aanwezig was geweest als korvetkapitein, commando, saboteur en parachutist.
Zo was hij in Nederland op 13 mei 1940 bij het Zeeuwse Aardenburg gedropt om een spoorlijn op te blazen en een sluis. Hij had bij de nachtelijke landing beide benen gebroken en werd verborgen voor de langsrijdende, oprukkende Duitsers, door een boer. Die hem, na de geallieerde nederlaag, bij Duinkerken aan boord van een schip naar Engeland wist te smokkelen.
Dat er bij het plaatsje geen spoorlijn of sluis te vinden waren, noch oprukkende Duitsers en bij Aardenburg  nog op 24 mei Belgische troepen van de Tweede Cavalerie Divisie terugtrokken en de eerste Duitsers daar pas  29 mei arriveerden, was hem blijkbaar onbekend.



Naar zijn zeggen had hij naast andere trainingen en het bevel over meerdere korvetten een commandotraining ondergaan op het eiland Wight en was hij ondermeer betrokken bij de raid op St. Nazaire. Zo zou hij als gezagvoerder van HMS Lord Darling dit schip met zware schade net op tijd in de haven hebben weten te krijgen, waar het onmiddellijk zonk.
Hij komt niet voor op de lijst gezagvoerders van het schip (geen korvet maar een gevorderde trawler) en spreekt zichzelf tegen in Heroes of the Merchant Navy (1944), waarin hij klaagt dat al zijn verzoeken om een eigen schip afgewezen waren.
Hazelhoff beweerde, na Orsbornes terugkeer van de raid op St. Nazaire, op de rede van Felixstowe kennis met hem te hebben gemaakt, omdat hij daar net zelf terugkeerde van een landing op de Nederlandse kust en hadden ze samen die nacht zuipend doorgebracht, waarbij Orsborne hem vertelde van zijn droom een zeiltocht rond de wereld te maken.
Volgens Orsbornes boek was hij bij St. Nazaire gewond geraakt en onmiddellijk terug naar een hospitaal vervoerd.
De raid op St. Nazaire vond plaats op 28 maart 1942.
Hazelhoff landde 12 maart 1942 bij Katwijk en zou daarna pas 11 mei een laatste –mislukte - landing bij Noordwijk uitvoeren.
(wordt vervolgd)